Jonge kinderen kunnen nog onbeperkt groeien. Dat is mooi om te zien en ervaren. Als samenwerkingsverbanden willen wij deze groei stimuleren. We vinden dat alle kinderen goed onderwijs verdienen. Dat elk kind het beste uit zichzelf moet kunnen halen. Daarom zetten wij ons in om álle kinderen in de basisschoolleeftijd vanaf de start onderwijs te bieden dat past bij hun ondersteuningsbehoeften.
Op dit moment zien we landelijk een toename van het aantal leerlingen bij wie op vier- of vijfjarige leeftijd de schoolse vaardigheden nog onvoldoende zijn ontwikkeld om goed te starten op de reguliere basisschool. We zien ook een toename van het aantal jonge kinderen dat vanuit voorschoolse voorzieningen rechtstreeks instroomt in het speciaal onderwijs. Dit strookt niet met ons uitgangspunt dat kinderen met en zonder ondersteuningsbehoeften op een reguliere school en samen in één klas onderwijs volgen.
We benaderden collega’s van de samenwerkingsbanden om te vertellen over initiatieven rond het jonge kind. Initiatieven in het kader van preventie en vroegsignalering. Door hun verhalen werd duidelijk dat er al veel gebeurt om te komen tot een integrale aanpak.
Regulier als het kan, speciaal als het moet
Wij willen dat een kind naar een reguliere basisschool gaat als dat kan. We kijken daarbij naar de kwaliteiten, mogelijkheden en onderwijsbehoefte van een kind en laten ons niet leiden door beperkingen. Ons doel is ervoor te zorgen dat scholen de mogelijkheden hebben om leerlingen de ondersteuning te bieden die nodig is. Pas als de ondersteuningsbehoeften van een kind om begeleiding vraagt die een reguliere school niet kan bieden, komt speciaal onderwijs in beeld. Sinds een aantal jaar benaderen meer basisscholen ons met meervoudige vragen over bijvoorbeeld zindelijkheid, taalontwikkeling en gedragsregulatie.
Kansen vergroten
Ook samenwerkingsverband Helmond-Peelland PO ziet in de regio een toename in de aanvraag van toelaatbaarheidsverklaringen bij jonge kinderen. Lobke van Kraay en Wendy Hensing werken bij het samenwerkingsverband en vertellen over een onderzoek dat het samenwerkingsverband liet uitvoeren om deze trend te verklaren. “We voelen heel sterk de urgentie en vinden dat het tijd is voor actie. Niets doen is geen optie. Het vroegtijdig signaleren en handelen is een gezamenlijk belang. Als we dit met andere professionele organisaties betrokken bij het jonge kind oppakken, kunnen we voorkomen dat een kind op een later moment zwaardere zorg of ondersteuning nodig heeft. Gelukkig geven de bevindingen uit het onderzoek aanknopingspunten om verder aan de slag te gaan, zodat we de kansen binnen de reguliere setting voor jonge kinderen in onze regio kunnen vergroten. Wat ons het meest verraste, is dat veel jonge kinderen met ondersteuningsbehoeften uit een autochtoon, laaggeletterd gezin komen. Veelal is er ook sprake van systeemproblematiek binnen het gezin. Verder zien we dat de route van voorschoolse voorzieningen of onderwijs naar zorg aandacht behoeft, dat de context van het jonge kind verandert, dat ouderbetrokkenheid afneemt en dat de hulpvragen van jongens en meisjes van elkaar verschillen.”
“Het is een complex vraagstuk. De doelgroep het jonge kind is breed en divers. Veel professionele organisaties zijn betrokken bij het jonge kind. De GGD, voorschoolse voorzieningen, het (speciaal) onderwijs, samenwerkingsverband en gemeenten. Als zoveel partijen betrokken zijn, is een goede samenwerking essentieel. In de praktijk hebben we soms last van alle regelgeving. Voorschoolse voorzieningen en scholen hebben bijvoorbeeld te maken met andere wet- en regelgeving. Dat kunnen wij niet veranderen. We kunnen wél kijken hoe we elkaar toch kunnen vinden. Onder regie van ons samenwerkingsverband bouwen we aan een samenwerkingsnetwerk waarbinnen we écht iets kunnen betekenen voor het jonge kind.”
Samen optrekken en van elkaar leren
Samenwerken blijkt het sleutelwoord. Met voorschoolse voorzieningen, het (speciaal) onderwijs, de GGD en gemeenten. Met elkaar praten, puzzelen en verbinden. Op welke manier krijgen we álle kinderen goed in beeld? Hoe kunnen we er met elkaar voor zorgen dat er een goede doorgaande lijn is van de voorschoolse voorziening naar de basisschool? En vooral: hoe kunnen we het beste samen optrekken en van elkaar leren?
De GGD is ook voor samenwerkingsverband PO de Meierij een van de ketenpartners. Theo Brands werkt er als beleidsadviseur en kent als geen ander het belang van de verbinding tussen onderwijs en zorg. “Om het kind dat te bieden wat het nodig heeft, moeten we die verbinding versterken. Wij zeggen altijd dat de school de vindplaats is. Daarmee bedoelen we dat de school of de voorschoolse voorziening de plek is waar kinderen op vaste momenten in de week zijn en tijd doorbrengen. Daar vinden de ontmoetingen met ouders plaats. Daardoor is het dé plek om iets te signaleren. Die signaleringen op bijvoorbeeld het gebied van ontwikkeling of gedrag, helpen ons om daadwerkelijk de verbinding tussen onderwijs en zorg goed te maken en preventief te werken.”
“Een initiatief dat ook bijdraagt aan preventie en vroegsignalering is ‘De Vliegende Brigade’. Een multidisciplinair team biedt laagdrempelige ondersteuning aan kinderen in de leeftijd van twee tot vier jaar, ouders, school of voorschoolse voorziening. De specialisten van de vliegende brigade zetten hun specialisme in voor consultatie, observatie en diagnostiek en voor de toeleiding naar (kortdurende) behandeling. Zij beantwoorden vragen die pedagogisch medewerkers hebben op het gebied van ontwikkeling, gedrag en pedagogisch handelen. We proberen op die manier het figuurlijke schot tussen de voorschoolse voorziening en de basisschool te doorbreken. Als je preventief wilt werken, moet je er zo vroeg mogelijk bij zijn. Als je de signalen oppikt voordat een kind naar de basisschool gaat, kun je zorgen dat het kind al vroegtijdig hulp en ondersteuning krijgt.”
Signalen tijdig oppikken
Marjo van de Wetering werkt als ondersteuningsspecialist onderinstroom bij samenwerkingsverband PO 30 06. Ook zij ziet de meerwaarde van vroegtijdig signaleren vóórdat een kind naar de basisschool gaat. “Als een voorschoolse partner zorgen heeft over het gedrag of het leren van een kind, dan kan deze een beroep doen op ons samenwerkingsverband. Ik bezoek dan de locatie om mee te kijken en te observeren. Heeft een kind zorg nodig of extra ondersteuning bij bijvoorbeeld spraak, taal of lichamelijke ontwikkeling, dan komen andere partners in beeld. De samenwerking staat centraal, vanaf een vroeg stadium. Sinds 2022 sluiten we aan bij de multidisciplinaire overleggen van de teams Integrale Vroeghulp, die er zijn voor ouders die zorgen of twijfels hebben over de ontwikkeling van hun kind. Door in de voorschoolse periode preventief te werken en waar nodig tijdig ondersteuning te bieden, is de kans groter dat een kind met een hulpvraag op een reguliere school start, in plaats van op een school voor speciaal (basis)onderwijs.”
Ook samenwerkingsverband Driegang wil dat kinderen zoveel als mogelijk starten op een reguliere school in het dorp of de wijk. Ze werken met de voorziening ‘voorschools traject’. Henric Bezemer is directeur-bestuurder en vertelt over het traject. “Wij willen alle jonge kinderen die mogelijk meer ondersteuning nodig hebben dan de basisschool standaard kan bieden, in beeld hebben voordat zij drie jaar en acht maanden zijn. Om dit te bereiken, hebben we de verbinding gezocht met voorschoolse voorzieningen in de regio. We hebben aan de pedagogisch medewerkers van voorschoolse voorzieningen uitleg gegeven over passend onderwijs. En verteld welke vaardigheden een kind nodig heeft om succesvol in de kleuterklas te kunnen starten. Het helpt als je elkaar beter leert kennen en elkaar weet te vinden als dat nodig is. Een pedagogisch medewerker kan het ‘voorschools traject’ zelf bij ons aanvragen. Bij de start van een traject komt een van onze ambulant begeleiders het kind observeren in de voorschoolse voorziening. En gaan we in gesprek met de pedagogisch medewerkers en ouders, analyseren het dossier en stemmen af met de leerkracht van de basisschool. Het doel is de leerling zo goed mogelijk op de basisschool te laten starten. We geven de leerkracht de juiste handvatten en zorgen dat vanaf de start het juiste arrangement beschikbaar is. Als het nodig is, is er vanaf dag één een onderwijsassistent in de klas aanwezig.”
Succesvolle start op de basisschool
Madeleine Weij werkt als directeur bij samenwerkingsverband Kind op 1 en herkent wat Henric vertelt. “De verbinding tussen voorschoolse voorzieningen en het samenwerkingsverband is belangrijk. Ons samenwerkingsverband werkt met de peuterconsulent. De gemeente huurt de peuterconsulent bij ons in. De peuterconsulent heeft als rol het in beeld brengen van jonge kinderen voor de leeftijd van vier jaar. Als pedagogisch medewerkers zorgen hebben over een peuter, kunnen zij de peuterconsulent benaderen. Rechtstreeks en heel laagdrempelig. De peuterconsulent komt op de voorschoolse voorziening observeren en gaat in gesprek met ouders en pedagogisch medewerkers. Doordat wij al vroeg betrokken zijn, kunnen we zorgen voor een goede doorgaande lijn van voorschoolse voorziening naar de basisschool. Wij kennen de basisscholen immers goed en weten welke mogelijkheden voor ondersteuning zij hebben. En als er een arrangement nodig is, kunnen we dat op tijd opstarten. Zo vergroten we de kans op een succesvolle start op de basisschool. Een ander voordeel is dat meer jonge kinderen in beeld komen bij reguliere basisscholen. Voorheen startten peuters waar zorgen over waren soms direct in speciaal onderwijs. De reguliere basisschool werd als het ware overgeslagen en kreeg geen kans om te bekijken of ze de juiste ondersteuning konden bieden. Dat is niet wat we als samenwerkingsverband nastreven. We zien écht de meerwaarde van de peuterconsulent.”
Samenwerken wérkt
Het is duidelijk. Van het meest westelijke puntje van Zeeland, in Noord-Brabant en tot in Limburg, in alle regio’s zien we goede initiatieven ontstaan. Vaak in samenwerking met andere partners. Pilots en projecten in het kader van vroegsignalering en preventie. Ter inspiratie deelden we in dit artikel enkele initiatieven die werken en effect hebben. Die écht helpen om meer kinderen op een reguliere basisschool te laten starten. We realiseren ons dat er nog volop werk aan de winkel is, maar we mogen ook trots zijn. Trots op de grote en kleine stappen die we samen al hebben gezet. De kern zit in de juiste mindset, goede samenwerking, kansen zien én grijpen.